Het coronavirus houdt Nederland al weken in haar greep. Deze week is
bekend geworden dat de getroffen maatregelen voorlopig nauwelijks zullen
worden verlicht. Het zware weer waarin ondernemers verkeren, klaart dus
helaas nog niet op. En voor werknemers lijken uitstapjes en vakanties
binnen afzienbare tijd ook niet aan de orde.
Deze stand van zaken roept vragen op hoe om te gaan met het uitbetalen
van vakantiegeld en het opnemen van vakantiedagen. Köster Advocaten krijgt
hier regelmatig vragen over. In deze bijdrage beantwoorden wij de drie
meest gestelde vragen.
Mag ik het vakantiegeld later of helemaal niet betalen?
Op grond van de wet moet een werkgever minstens een keer per jaar,
uiterlijk in de maand juni vakantiegeld betalen. Maandelijkse uitbetaling
kan (dus) ook. Het is daarbij mogelijk om in een schriftelijke overeenkomst
met de werknemer af te spreken dat de betaling op een later moment gebeurt,
zolang dat maar wel in dit kalenderjaar is.
Ook is het mogelijk om met een werknemer af te spreken dat het
vakantiegeld helemaal niet zal worden betaald. De werknemer doet dan dus
afstand van het vakantiegeld. Ook dit moet in een schriftelijke
overeenkomst gebeuren. Een belangrijke beperking die hierbij geldt is wel
dat deze mogelijkheid alleen bestaat voor werknemers die een salaris hebben
gelijk aan minimaal driemaal het wettelijk minimumloon. Verdient een
werknemer minder, dan kan de betaling alleen worden uitgesteld.
Op de voorgaande mogelijkheden kan een uitzondering gelden, als er een
cao van toepassing is. Wanneer in de toepasselijke cao een recht op
vakantiegeld is opgenomen, mag een werknemer daarvan geen afstand doen. Ook
kan in de cao een concreet betaalmoment staan, waardoor het niet mogelijk
is in overleg met de werknemer dit betaalmoment uit te stellen. Gelukkig
zijn er sectoren – in ieder geval horeca en detailhandel – waarin
werkgeversorganisaties en vakbonden met elkaar in overleg zijn om
afwijkingen van de cao dit jaar in dit kader toe te staan.
Mag mijn werknemer de goedgekeurde vakantieaanvraag intrekken?
Een werkgever stelt de vakantie vast zoals de werknemer dat wenst,
tenzij gewichtige bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten. Als de
vakantie eenmaal is vastgesteld, kun je je afvragen of de werknemer de
vakantieaanvraag alsnog kan intrekken.
Als uitgangspunt geldt: vastgesteld is vastgesteld. De vraag is
vervolgens of dat uitgangspunt in deze bijzondere tijd ook opgaat en of je
als goed werkgever niet alsnog bereid moet zijn om in te stemmen met wensen
van werknemers om hun vakantieplanning aan te passen.
Dat zou best kunnen, maar hangt erg af van de individuele situatie. Er
gelden geen harde regels. Ga dus vooral in gesprek met de werknemer. Naar
verwachting zal het voor de werknemer ook later in het jaar niet mogelijk
zijn om daadwerkelijk op reis te gaan, zodat verplaatsen van de vakantie
niet veel zin heeft. Verder is het belangrijk dat de werknemer, ook in deze
tijd, af en toe even helemaal afstand neemt van het werk en dus vakantie
neemt, ook al is dat niet in het buitenland maar thuis. Dat geldt nog
sterker als de werknemer veelvuldig of volledig vanuit huis werkt, omdat
het voor veel werknemers stressvoller is. Ook het alternatief dat de
werknemer voor ogen heeft met betrekking tot het uitstellen van het opnemen
van vakantiedagen speelt daarbij een rol. Als het gros van de werknemers
hun vakanties uitstelt tot het najaar, zal de werkgever op dat moment een
tekort aan mensen hebben. Zeker als er nu minder werk is, is het haalbaar
om juist nu vakantie op te nemen.
Kortom: het hangt ervan af, maar gelet op de wederzijdse belangen in
deze corona-tijden kan Köster Advocaten zich voorstellen dat de werknemer
op zijn minst een deel van de al geplande vakantiedagen opneemt. Zo kan de
werknemer uitrusten en loskomen van het werk. Dit bevordert het herstel,
werkplezier en de gezondheid van werknemers. Daar is vakantie voor
bedoeld.
Kan ik mijn werknemer verplichten om vakantiedagen op te nemen?
Een werknemer heeft recht op wettelijke – vier weken per jaar – en
eventueel bovenwettelijke vakantiedagen. Een werkgever mag de
bovenwettelijke vakantiedagen verplicht aanwijzen op een specifieke datum.
Dat moet hij wel voldoende tijdig doen, om ervoor te zorgen dat de
werknemer ook iets nuttigs of leuks op die dag kan doen. Verder moet hij de
werknemers gelijk behandelen. Een werkgever kan dus niet bij de ene
(fulltime) werknemer vijf verplichte dagen aanwijzen en bij de andere maar
twee. Wettelijke vakantiedagen kunnen in principe niet door de werkgever
worden aangewezen, tenzij bijvoorbeeld sprake is van een bedrijfssluiting
zoals bijvoorbeeld in de bouw.
De werkgever moet werknemers daarnaast in de gelegenheid stellen en soms
zelfs stimuleren om voldoende vakantiedagen op te nemen. Hij moet erop
toezien dat werknemers voldoende rust nemen en daarvoor zijn de
vakantiedagen bedoeld. Ook in deze tijd is het voor werknemers nodig om af
en toe afstand te nemen. Misschien soms wel meer dan voorheen. In dat kader
kan het van een werkgever verlangd worden dat hij extra stimuleert dat
vakantiedagen daadwerkelijk worden opgenomen. Verplichten kan niet.
Ten slotte is nog van belang dat de wettelijke vakantiedagen die
werknemers in 2019 hebben opgebouwd op 1 juli 2020 vervallen. Een werkgever
is verplicht zijn werknemers daarop actief en tijdig te wijzen en hen aan
te sporen deze dagen op te nemen. Neemt de werknemer de vakantiedagen
vervolgens niet op, dan vervallen de vakantiedagen.
Geschreven door Nienke Klazinga, advocaat bij
Köster Advocaten in Haarlem. Regelmatig behandelt Köster Advocaten actuele
juridische kwesties. kadv.nl
Beeld: Pexels
Bron: Fashion United